Het is rustig op straat — zelfs op de West-Kruiskade. We zitten in de tweede hittegolf van het jaar, en de dag is nu op z’n heetst. Wie zich nog wel op straat waagt, beweegt langzaam en zoekt de schaduw op. Maar in Kapsalon Hatim is het aangenaam koel. Even wachten op mijn beurt is hier bepaald geen straf. Ook al omdat ik altijd geniet van de ongekunsteldheid van deze salon. Hier is de laatste decennia geen interieurstylist aan te pas gekomen. En dat is maar goed ook.
Alleen ‘mijn’ vaste kapper is aan het werk. Zou hij zelf Hatim heten? Ik vergeet het telkens te vragen. Zelf heeft hij kennelijk nooit de behoefte gevoeld om zich voor te stellen — laat staan om naar mijn naam te vragen. Geen joviaal gedoe zoals bij Schorem, waar de 'hair artists' zich met een ferme handdruk voorstellen als ‘Miky’ of ‘Rufus’ en uitstralen dat de eer geheel jouwerzijds is. Bij Hatim is knippen nog gewoon knippen — geen 'enhanced lifestyle experience'.
Hatim herkent mij inmiddels als vaste klant. Dat vind ik leuk: dit soort kleine herkenningen maakt dat ik mij al een beetje thuis voel in de stad. Ik observeer een tijdje hoe hij werkt. Zijn tondeuse gaat met snelle, precieze bewegingen door het haar van een vrolijk ogende twintiger die af en in de spiegel naar mij terugkijkt en glimlacht. Het wordt een hip kapsel.

Kapsalon Hatim, Adrianastraat, Rotterdam (foto: Lucas Kuijpers)
Recht voor mij, boven de kaptafels, hangt een televisie. Ik probeer het ding te negeren. Er valt hier zo veel anders te zien! Maar niets eist zo de aandacht op als een televisie. Zeker in dit geval: er draaien continu YouTube-filmpjes van concerten. Allemaal Marokkaanse muziek (naar ik aanneem) en op een behoorlijk volume. De ingeblikte levendigheid schettert door de zaak en eist alle aandacht op. De muziek is complex, valt me op. Geen simpele deuntjes maar lange composities met veel variatie in teksten, melodieën en ritmes. Wel vijfentwintig muzikanten begeleiden een charmante zangeres in een traditioneel roodfluwelen kostuum. Wat ze bezingt, weet ik niet. Maar ze doet het met zó veel overgave dat het welhaast de liefde móét zijn. Feitelijk zingt ze een duet, maar met haar uitstraling overvleugelt ze haar in paars fluweel geklede partner, die met een buitenformaat handtrommel staat te hannesen.
Het moet gezegd: als je je eenmaal overgeeft aan de muziek, is het concert een genot om naar te luisteren en te kijken. De jongeman in de kappersstoel heeft kennelijk door dat ik gefascineerd zit te kijken. Ineens trekt hij mijn aandacht:
“Hé chef!”, klinkt het door de salon. Ik kijk hem via de kapspiegel vragend aan. “Dat zijn Marokkaanse Joden!”, zegt hij met enige trots. Mijn brein draait onmiddellijk op volle toeren. Vanwaar deze merkwaardig specifieke informatie? Zijn Hatim en zijn klant ook Marokkaanse Joden, en draaien ze daarom deze filmpjes? En wonen die artiesten in Israël? Of in Marokko? Of zouden ze dan ‘Joodse Marokkanen’ zijn? Nog voor ik kan reageren, vervolgt de jongeman in de stoel:
“Maar ze praten net als wij, hoor!” Hij bedoelt geen Nederlands, dát begrijp ik. Arabisch, net als hij en Hatim onderling.
“Aha”, reageer ik schaapachtig. “Ze zingen niet in het Hebreeuws, dus.” Ze denken nu ongetwijfeld: ‘die Hollander hoort geen verschil tussen Arabisch en Hebreeuws.’ En ze hebben nog gelijk ook. Ik informeer waarover ze zingen.
“De liefde!”, antwoorden kapper en klant in koor. We lachen er alle drie om. Tja, waarover zou je anders moeten zingen? Ik ben wel benieuwd naar de artiesten. Of ze beroemd zijn in Marokko, vraag ik. Dat blijkt het geval. En of ze altijd samen zingen? Nee, het is een soort gelegenheidsduet.
“Net als Guus en Ilse”, grapt de jongeman. Ik vraag waarom er niet wordt gedanst. “O, hier niet maar op veel concerten wel hoor! Marokkanen kunnen goed feesten!” Ik geloof hem op zijn woord. De man in de stoel benadrukt nog maar eens dat er heel veel Marokkaanse Joden zijn. De man achter de stoel knikt bevestigend. De boodschap is overgebracht.
“Hé chef!”, klinkt het door de salon. Ik kijk hem via de kapspiegel vragend aan. “Dat zijn Marokkaanse Joden!”, zegt hij met enige trots. Mijn brein draait onmiddellijk op volle toeren. Vanwaar deze merkwaardig specifieke informatie? Zijn Hatim en zijn klant ook Marokkaanse Joden, en draaien ze daarom deze filmpjes? En wonen die artiesten in Israël? Of in Marokko? Of zouden ze dan ‘Joodse Marokkanen’ zijn? Nog voor ik kan reageren, vervolgt de jongeman in de stoel:
“Maar ze praten net als wij, hoor!” Hij bedoelt geen Nederlands, dát begrijp ik. Arabisch, net als hij en Hatim onderling.
“Aha”, reageer ik schaapachtig. “Ze zingen niet in het Hebreeuws, dus.” Ze denken nu ongetwijfeld: ‘die Hollander hoort geen verschil tussen Arabisch en Hebreeuws.’ En ze hebben nog gelijk ook. Ik informeer waarover ze zingen.
“De liefde!”, antwoorden kapper en klant in koor. We lachen er alle drie om. Tja, waarover zou je anders moeten zingen? Ik ben wel benieuwd naar de artiesten. Of ze beroemd zijn in Marokko, vraag ik. Dat blijkt het geval. En of ze altijd samen zingen? Nee, het is een soort gelegenheidsduet.
“Net als Guus en Ilse”, grapt de jongeman. Ik vraag waarom er niet wordt gedanst. “O, hier niet maar op veel concerten wel hoor! Marokkanen kunnen goed feesten!” Ik geloof hem op zijn woord. De man in de stoel benadrukt nog maar eens dat er heel veel Marokkaanse Joden zijn. De man achter de stoel knikt bevestigend. De boodschap is overgebracht.
De hippe coupe is klaar, de jongeman ziet er fris en gelukkig uit. Hatim is kennelijk ook ingenomen met zijn werk. De jongeman betaalt en we zeggen elkaar vriendelijk gedag. Hatim maakt de stoel voor mij schoon, drapeert de kapmantel over mijn schouders en neemt de tondeuse ter hand. Instructies zijn niet nodig — ik ben immers een vaste klant. Twintig minuten later stap ik net zo fris en gelukkig als de vorige klant de salon uit. De hitte op de Kruiskade lijkt nét iets draaglijker door de Marokkaanse liefdesliederen die nog in mijn hoofd naklinken.