Vijftig meter voor het Wester Paviljoen verzet hond Otto geen poot meer. Hij gaat zitten en kijkt mij aan, als om te vragen: ‘weet je zeker dat je die kant op wilt?’ Inmiddels vertrouw ik op zijn feilloze instinct. Kennelijk is er verderop ‘iets’ om rekening mee te houden. Ik vraag hem om weer door te lopen en hij gehoorzaamt met zichtbare tegenzin.
Op deze mooie zomerdag zit het terras van het Wester Paviljoen nagenoeg vol. Ook op het trottoir is het druk. Voorzichtig navigeren we tussen de mensen door. Otto, onderhand toch wel gewend aan wat stadse drukte, blijft onrustig. Dan, halverwege het terras, manifesteert zich plots het fenomeen dat Otto al een halve minuut eerder had opgepikt. De jongeman die recht voor ons staat, lijkt alle energie van het Oude Westen in zich samen te ballen. Hij blijft een paar meter voor ons staan, spreidt zijn armen als een hedendaagse Messias en roept luidkeels:
“WOWWWW!!!” Otto antwoordt onmiddellijk: hij gooit de oortjes nóg verder in de nek en blaft de longen uit zijn lijf. Terwijl ik Otto probeer te kalmeren, stapt de Messias zonder aarzelen op ons af. Op luide toon laat hij weten dat hij de hond práchtig vindt en dat hij zelf héél goed is met honden. De hond ervaart dat duidelijk anders. Ik probeer de Messias uit te leggen dat het enthousiasme niet geheel wederzijds is. Dat Otto niet heel goed is met onbekenden. Maar mijn waarschuwingen verdrinken in het geblaf en in de woordenstroom van de Messias. Gelukkig richt deze zich nu vooral tot mij, zodat Otto zich wat minder belaagd voelt. Het woeste blaffen gaat over in een diepe grom.
“WOWWWW!!!” Otto antwoordt onmiddellijk: hij gooit de oortjes nóg verder in de nek en blaft de longen uit zijn lijf. Terwijl ik Otto probeer te kalmeren, stapt de Messias zonder aarzelen op ons af. Op luide toon laat hij weten dat hij de hond práchtig vindt en dat hij zelf héél goed is met honden. De hond ervaart dat duidelijk anders. Ik probeer de Messias uit te leggen dat het enthousiasme niet geheel wederzijds is. Dat Otto niet heel goed is met onbekenden. Maar mijn waarschuwingen verdrinken in het geblaf en in de woordenstroom van de Messias. Gelukkig richt deze zich nu vooral tot mij, zodat Otto zich wat minder belaagd voelt. Het woeste blaffen gaat over in een diepe grom.

Wester Paviljoen, Rotterdam (foto: Lucas Kuijpers)
Hoe ik heet, wil de Messias weten. We wisselen namen en een handdruk uit. Zijn naam blijkt verrassend toepasselijk: Gabriël. 'De Kracht van God', voegt hij er trots aan toe. Hij draagt enkel zwart en wit, maar zijn taal is opvallend kleurrijk. Moeiteloos smeedt hij een reeks bizarre onderwerpen aaneen tot een vloeiende monoloog. Waarom hij zo goed is met honden? Omdat hij zelf ook deels hond is, natuurlijk! Maar hij is óók deels vampier — na zes wakkere dagen en nachten in Amsterdam heeft hij pas vannacht in Rotterdam (‘thuis’) weer wat geslapen. Ik informeer naar ‘thuis’ — of hij hier in de buurt woont? Dat blijkt het geval. Inmiddels staan we aan de Nieuwe Binnenweg. Gabriël complimenteert nog wat voorbijgangers met hun outfits en neemt midden op het fietspad ineens weer zijn Messias-houding aan.
“Wauw, het gaat hier steeds meer op Amsterdam lijken!” Een hipster op een retro-racefiets zwenkt behendig om zijn uitgestrekte armen heen. “Ik loop met jullie mee”, kondigt Gabriël aan. “Maar ik ga eerst even binnen mijn biertje pakken. Ben met vijf seconden terug!” Hij stuift het Paviljoen in en laat mij verbouwereerd achter in de drukte. Een tram raast voorbij, auto’s claxonneren, scooters knetteren er lustig op los. Otto wil overduidelijk niets liever dan weg uit de hectiek. Ik overweeg over te steken. Gabriël vindt wel een andere twee- of viervoeter om De Kracht van God naar te channelen. Maar eigenlijk ben ik wel nieuwsgierig naar deze jongeman met zijn onmiskenbare charme.
De vijf seconden worden een minuutje, maar warempel: Gabriël komt uit het Paviljoen met een versgetapt biertje in zijn hand. Onderweg naar mij knoopt hij nog even een gesprekje aan met een besnorde man in een elegante rok. Er wordt wat gelachen, maar plots is het gesprekje voorbij: Gabriëls aandacht is ineens volledig gericht op een ouder echtpaar met twee honden.
“WOWWWW wat een mooie honden! Wat zijn dat voor een honden? Ik wil óók zo’n hond!” Ook deze arme beestjes blaffen zich schor. Het stel maakt afwerende bewegingen en loopt door, paniekerig de blaffende honden meetrekkend. Het lijkt Gabriël niet te deren. Hij loopt druk pratend en gesticulerend nog een stukje met ze mee en maakt dan rechtsomkeert. Zijn aandacht is weer volledig gericht op Otto en mij. Terwijl hij mij een slok van zijn biertje aanbiedt, kondigt Gabriël zijn volgende besluit aan.
“Ik ga met jullie op de foto!” Ik heb daar zelf duidelijk niets over te zeggen. De foto moet met mijn mobiel worden genomen, want Gabriël heeft er geen op zak. Hij hangt zijn witte jasje over een paaltje bij de oversteekplaats en gaat tot mijn verbazing languit op de grond liggen. Ik hurk er wat ongemakkelijk achter, terwijl ik Otto een beetje in de buurt probeer te houden. In een oogwenk maakt Gabriël een selfie met mijn mobiel. Het wordt een iconisch beeld: de liggende, breedlachende Messias met op de achtergrond een hurkende man die ongemakkelijk in de camera grijnst en een hond die overduidelijk elders wil zijn.
“Heb je WhatsApp?” Gabriël voegt zichzelf toe aan mijn contacten en stuurt een berichtje: 'Hey broeder! Lucas hier.' En natuurlijk de foto. De hele foto- en app-actie duurt nog geen halve minuut. ”Loop even met me mee naar Schorem.” Ik weet niet wat we daar te zoeken hebben, maar ik moet toch die kant op en loop een stukje met hem op. Ik herinner hem aan zijn jasje. “Maakt niet uit man, dat blijft gewoon hangen! Er is geen energie op de Nieuwe Binnenweg die mijn jasje wil meenemen. En iedereen hier weet toch dat het mijn jasje is! Geen enkel probleem!” Ik betwijfel of het De Kracht van God is die hem bezielt, maar hij is bewonderenswaardig energiek en relaxed tegelijk. Helaas is Otto nog steeds behoorlijk in de paniekstand. Bij ons vaste oversteekpunt richting de Van Speykstraat slaat hij resoluut linksaf. Ik besluit dat het beestje genoeg op de proef is gesteld, de afgelopen minuten. Ik neem snel afscheid van Gabriël en vervolg mijn weg. Wij gaan elkaar nog zien, verzekeren we elkaar.
“Ik ga met jullie op de foto!” Ik heb daar zelf duidelijk niets over te zeggen. De foto moet met mijn mobiel worden genomen, want Gabriël heeft er geen op zak. Hij hangt zijn witte jasje over een paaltje bij de oversteekplaats en gaat tot mijn verbazing languit op de grond liggen. Ik hurk er wat ongemakkelijk achter, terwijl ik Otto een beetje in de buurt probeer te houden. In een oogwenk maakt Gabriël een selfie met mijn mobiel. Het wordt een iconisch beeld: de liggende, breedlachende Messias met op de achtergrond een hurkende man die ongemakkelijk in de camera grijnst en een hond die overduidelijk elders wil zijn.
“Heb je WhatsApp?” Gabriël voegt zichzelf toe aan mijn contacten en stuurt een berichtje: 'Hey broeder! Lucas hier.' En natuurlijk de foto. De hele foto- en app-actie duurt nog geen halve minuut. ”Loop even met me mee naar Schorem.” Ik weet niet wat we daar te zoeken hebben, maar ik moet toch die kant op en loop een stukje met hem op. Ik herinner hem aan zijn jasje. “Maakt niet uit man, dat blijft gewoon hangen! Er is geen energie op de Nieuwe Binnenweg die mijn jasje wil meenemen. En iedereen hier weet toch dat het mijn jasje is! Geen enkel probleem!” Ik betwijfel of het De Kracht van God is die hem bezielt, maar hij is bewonderenswaardig energiek en relaxed tegelijk. Helaas is Otto nog steeds behoorlijk in de paniekstand. Bij ons vaste oversteekpunt richting de Van Speykstraat slaat hij resoluut linksaf. Ik besluit dat het beestje genoeg op de proef is gesteld, de afgelopen minuten. Ik neem snel afscheid van Gabriël en vervolg mijn weg. Wij gaan elkaar nog zien, verzekeren we elkaar.
Eenmaal thuis stuur ik mijn nieuwe WhatsApp-contact nog een appje: 'De hond heet Otto'. Dagen later ontvang ik een berichtje terug: 'Die hond van je is echt prachtig! Ik kom graag weer es een keer meewandelen wanneer je hem uitlaat.' Ik heb zo’n gevoel dat we De Messias van het Oude Westen nog wel een keer tegen het lijf lopen.